Waar gaat het over?
Bij kinderlied en bewegen worden populaire kinderliedjes gebruikt waarbij de tekst als inspiratie dient voor de bewegingen en het gebruik van de ruimte.
De bewegingsuitdaging van kinderlied en bewegen is het combineren van de tekst of het thema van het lied, de muziekanalyse en dansbewegingen die in het tempo en in de maat van het lied gedanst worden. Deze dansbewegingen kunnen door de leerkracht zelf bedacht worden met als inspiratiebron de tekst/het thema, filmpjes op YouTube van hetzelfde liedje.
Welke accenten kunnen we aanbrengen?
A. Bewegen naar aanleiding van de tekst, de sfeer en het thema van het lied
B. Bewegen naar aanleiding van de muziekanalyse
C. Bewegen in het juiste tempo en in de maat
D. Samen bewegen in ruimtelijke structuren
E. Zelfstandig een bijdrage leveren aan het ontwerp
Op het liedje ‘Voetje Voetje’ van Dirk Scheele kunnen de kinderen letterlijk bewegen op de tekst zonder dat de leerkracht van tevoren de bewegingen vertelt. Hierdoor leren jonge kinderen dat een liedje, de muziek, iets vertelt over het bewegen.
Als een liedje een couplet en een refrein heeft wordt voor kinderen duidelijk dat muziek een bepaalde vorm, een structuur heeft. Als de bewegingen op het refrein anders zijn dan op het couplet wordt deze structuur duidelijk.
Het liedje Vroemmm Vroemmm van Dirk Scheele heeft een refrein en een couplet. Op het refrein (Vroemmm Vroemmm) rennen de kinderen door de zaal, ze zijn een auto. Tijdens het couplet staan ze stil en luisteren ze naar het couplet en bewegen ze naar aanleiding van de tekst.
Gedurende de eerste 32 tellen van het kabouter Plop lied stappen de kinderen in de maat vrij door de zaal. Na 32 tellen verandert het bewegingsritme van stappen naar huppelen. De kinderen horen deze verandering en veranderen ook de beweging.
Als de bewegingen uit het vorige voorbeeld worden uitgevoerd in een kring wordt nadruk gelegd op samen bewegen in ruimtelijke structuren.
Voor kinderen is het motiverend als ze ook zelf bewegingen mogen verzinnen. Dit is best een opgave. Het helpt de kinderen als ze ‘randvoorwaarden’ meekrijgen die houvast bieden. Bijvoorbeeld bij het lied ‘Dans als een poppenkastpop’. Op het refrein huppelen de kinderen vrij door de zaal. Op het couplet luisteren ze naar de tekst en mogen ze op de plaats dansen wat ze zelf bedenken. Op het refrein huppelen ze weer vrij door de zaal en op het couplet blijven ze op hun plek en mogen ze weer dansen zoals ze zelf willen.